De brandstapel

In De schending (La ofensa), een ranke roman* van Ricardo Menéndez Salmón (1971) die speelt tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog, wordt bij wijze van vergeldingsmaatregel een heel dorp uitgemoord. Van de vijfennegentig zielen die Mieux telt worden er vier doodgeschoten, de rest wordt in de kerk gedreven:


Om twee uur precies lag er rondom de kerk een enorme brandstapel van hout, gevormd door stoelen, tafels, bezems, hoofdeinden van bedden, raamkozijnen en het schoolbord. Löwitsch gaf bevel de brandstapel aan te steken en keerde zijn manschappen de rug toe. Zijn stappen weerklonken als gebonk op een deur.

Löwitsch is de Hauptmann die met een colonne van een soldaat of twintig het dorp is ingetrokken, maar dat blijkt wel uit de context geloof ik.

Het sterke van de alinea - de belangrijkste uit de roman - vind ik dat die het meest dramatische moment niet uitvoerig beschrijft, maar onderbrengt in die metafoor in de slotzin. Ook interessant: de beschrijving van een geluid roept onmiddellijk ook beelden op, ik zie bij het lezen van die laatste regel althans gebalde, bonzende vuisten voor me – en het donkerbruine hout van een gesloten kerkdeur.

Dat sterretje in de eerste regel kondigde een voetnoot aan:

* De romans van Menéndez Salmón's taal- en generatiegenoot Alejandro Zambra (1975) zijn net zo geconcentreerd en nog tengerder. En ook voor Zambra is het vertellen minstens zo belangrijk als het vertelde.